Veel woorden, weinig daden: JOBmbo teleurgesteld in de reactie van de minister over het advies om discriminatie wegens opleiding wettelijk te verbieden
Een jaar geleden adviseerde het College voor de Rechten van de Mens (CRM) het volgende: vul wetgeving aan met bescherming tegen discriminatie vanwege opleiding. Volgens het CRM is discriminatie op basis van opleiding kwetsend en kan het een tweedeling in de samenleving veroorzaken. Omdat werkgevers en onderwijsinstellingen volgens het CRM wel selecties moeten kunnen blijven maken op basis van opleiding kan het verbod op discriminatie vanwege opleiding niet in de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) worden geïntegreerd. Het advies is om het daarom in een aparte regeling vast te leggen.
Deze week kwam er eindelijk een reactie vanuit het ministerie van OCW op het advies van het CRM. De minister legt het advies voor een aparte wet tegen discriminatie jegens opleiding naast zich neer. Hij ziet daarin ‘te weinig meerwaarde’. Voorzitter van JOBmbo Maurits Brus: “De minister zegt in zijn reactie dat wetgeving ‘te weinig maatschappelijk impact zal hebben’ en dat hij ‘meer ziet in een bredere, maatschappelijke beweging’. Maar welk signaal is maatschappelijk nou krachtiger dan een verbod om mbo’ers nog langer uit te sluiten? Het was wat ons betreft een duidelijke grens en een stap in de goede richting geweest.”
JOBmbo vindt dan ook dat het tijd is voor actie naast alle mooie woorden. Het mag simpelweg niet langer zo zijn dat mbo’ers (kunnen) worden gediscrimineerd op basis van hun opleiding. Dit gebeurt namelijk niet alleen bij studentencafés en op datingapps, maar ook in (sport-)verenigingen en zelfs bij verzekeringsmaatschappijen. Bovendien was opleiding – en dan specifiek het volgen van een mbo-opleiding – ook een risicofactor die door DUO werd gebruikt bij controle van studenten op mogelijk of vermeend misbruik van de uitwonende beurs.
Daarnaast zit in het huidige studiefinancieringsstelsel ook een hoog-laag denken geworteld. Zo zijn de normbedragen waarop de studiefinanciering wordt gebaseerd lager voor mbo-studenten dan voor hbo-/wo-studenten, en hebben mbo-studenten minder snel recht op een aanvullende beurs. Brus: “Dit zijn slechts een paar voorbeelden om te laten zien dat discriminatie in onze systemen geworteld zit. Om daartegen op te treden zijn gepaste acties nodig en die lezen wij in de kabinetsreactie niet terug. Het blijft bij veel ideeën waar ‘de hele maatschappij verantwoordelijk voor is’. Uit ervaring weten we dat vraagstukken waar niemand verantwoordelijkheid over neemt, niet worden opgelost.”
Naast de verankering in de wet richt het advies van het CRM zich ook op taalgebruik. Waar voorheen werd gesproken over opleidingsniveau, wordt geadviseerd om nu te spreken van opleiding. Het woord niveau verondersteld een rangschikking van opleidingen, waarbij je hogere en lagere opleidingen hebt. JOBmbo neemt dit advies over en spreekt dus van opleiding. In de reactie van de minister van OCW wordt ook aandacht besteed aan taal, hij zegt daarover namelijk:
De ongelijke waardering van mensen met verschillende opleidingsachtergronden is een breed maatschappelijk probleem waarvoor niet alleen de overheid, maar de gehele samenleving aan zet is. Dat begint al bij het aanpassen van onze taal. Termen als ‘hoger en lager opgeleid’ of ‘middelbaar en hoger onderwijs’ helpen hierin niet en wil ik dan ook zo veel mogelijk vermijden.
Toch zien wij nog te vaak dat dit misgaat. Afgelopen week publiceerde het ministerie van OCW een rapport over het imago van het (v)mbo. In dit rapport wordt consequent over mbo-leerlingen gesproken in plaats van mbo-studenten. Zelfs als het gaat over het imago van het mbo, worden dus fouten gemaakt in taalgebruik – wat de waardering van de mbo’ers niet ten goede komt. Ook in de berichtgeving over studiekeuze wordt het mbo genoemd in hetzelfde rijtje als vmbo, havo en vwo, in plaats van als vervolgopleiding. Daarnaast spreekt de minister aan het eind van zijn reactie van ‘opleidingsniveau’, terwijl in het advies van het College duidelijk wordt geadviseerd om over ‘opleiding’ te spreken. Brus: “En dan hebben we het nog niet eens gehad over het feit dat de minister in zijn departement een aparte directie heeft voor ‘hoger onderwijs’. Zolang het ministerie niet het juiste voorbeeld geeft, zal structurele onderwaardering van het mbo blijven bestaan.”
JOBmbo blijft zich onverminderd inzetten voor gelijkwaardigheid van het mbo in alle opzichten, want dat is wat onze studenten verdienen.